Niet aangeboren hersenletsel

Niet-aangeboren hersenletsel (NAH) is elke afwijking of beschadiging van de hersenen die na de geboorte is ontstaan. Hersenletsel kan ontstaan door beschadiging van de hersenen door ziekte of andere oorzaken. Jaarlijks worden ongeveer 130.000 Nederlanders getroffen door hersenletsel.

Beschadiging van de hersenen kan worden veroorzaakt door een ongeval (hersenschudding, hersenkeuzing), een CVA, hersenbloeding, een hersentumor, langdurig zuurstoftekort of een infectie. Het oplopen van hersenletsel betekent meestal een zeer ingrijpende verandering in het leven van een getroffene. Van de ene op de andere dag ervaart hij beperkingen die hij eerder niet kende, sommige daarvan erg ingrijpend en voortdurend. Maar ook het leven van mensen in uw naaste omgeving zoals partner, kinderen, familie en vrienden verandert dramatisch.

 

Ook ziekten die geleidelijk ontstaan zoals Multiple Sclerose of Parkinson en dementie kunnen ook leiden tot hersenletsel.

 

De gevolgen van hersenletsel kunnen voor de buitenwereld goed zichtbaar zijn, bijvoorbeeld in de manier waarop iemand zich beweegt of spreekt. Maar de gevolgen kunnen ook (min of meer) onzichtbaar zijn, omdat het gaat om veranderingen in het denken en onthouden (cognitie) , de emoties, de gevoelens en het gedrag.

 

Ergotherapie kan in alle fasen na het optreden van hersenletsel ingeschakeld worden voor:

  • Diagnostiek en behandeling
  • Preventie van complicaties
  • Instructie en begeleiding van verzorgenden en naasten
  • Begeleiding bij terugkeer naar het huidige of ander werk


Ook mensen die al lange tijd met NAH kampen, lopen soms na jaren nog tegen bepaalde problemen aan. Door alsnog ergotherapie in te schakelen, kan de kwaliteit van leven aanzienlijk vergroot worden.

 

 

De behandeling van de ergotherapeut kan bestaan uit:

 

  • Advies over het indelen van uw dag en dagbesteding;
  • Het leren omgaan met stress en tijdsdruk;
  • Met gerichte aandacht handelen toegespitst op de voor u belangrijke activiteiten;
  • Leren omgaan met dubbeltaken;
  • Het leren omgaan met cognitieve problemen
  • Adviseren ten aanzien van het gebruik van hulpmiddelen en het aanpassen van de omgeving;
  • Adviseren en begeleiden van mantelzorgers.
  • Alle dagelijkse handelingen zoals wassen/aankleden, eten/drinken, verplaatsen, omdraaien in bed, opstaan van een stoel kunnen onderwerp van therapie zijn.